Auteursarchief: sietse

Istanbul dag 4: het kleipotje

Istanbul ligt op twee continenten, Europa en Azië en wordt gescheiden door de Bosphorus. Ons hotel ligt in Europa en we willen uiteraard ook een bezoek brengen aan het Aziatische deel. We wandelen naar de veerboot die elke 20 minuten afvaart naar het stadsdeel Kadiköy en na iets meer dan een kwartier varen zijn we al in Azië. Niet dat dat nou echt heel anders is, maar het idee is leuk.
Dit gedeelte is naar mijn gevoel wel iets turkser, maar de wens kan ook de vader van de gedachte zijn. In ieder geval leuke straatjes met kleine winkeltjes en uistallingen op straat; de mensen lijken ook wat autentieker.

We varen met de boot terug, ook dat kost maar 75 eurocent. Veel openbaar vervoer (boot, tram, kabelbaan) kost 75 cent, maar ieder heeft een eigen betaalsysteem. Bijvoorbeeld op de heenreis met de boot moesten we muntjes kopen, voor de terugreis kaartjes.

Terug in Europa bekimmen we een torentje (ok, viervijfde deel met de lift) en genieten we van het uitzicht.

’s Avonds eten we in een restaurant vlakbij Aya Sofya, op het menu staat een kleipotje (tedis kebab, cylay jar). Dat klinkt spannend dus dat gekozen. Even later wordt een soort dikke fles van klei gebracht op een nog brandende schaal, aan tafel wordt de kop van het kleipotje afgeslagen en de inhoud op onze borden gekieperd. De restanten van de kleipot krijgen smeulend een plekje op de tafel naast ons. Grappig en lekker.

In dit restaurant was het niet zo te merken maar over het algemeen heersen er strakke rangen en standen. De koks koken en mogen de keuken niet uit, jonge bediendes mogen het eten en drinken naar de tafels brengen maar het beslist niet serveren, ze moeten wachten op een oudere bediende die het dan van het dienblad afhaalt en op tafel zet.
Ik neem aan dat dat zich niet beperkt tot het horecawezen.

Lees verder

Istanbul dag 3: de schoenenpoetsers

Zo rond half twaalf zijn we er klaar voor: we gaan de stad in richting paleis Topkapi, het ligt op niet meer dan een kwartiertje wandelen. Het paleis stamt uit de 18e eeuw en is groots opgezet, het bevat vele honderden kamers. Er is onder andere een harem-gedeelte dat alleen al 400 kamers telt.
Op een terrasje van het kasteel hebben we een kopje koffie gedronken met een prachtig uitzicht op de Bosphorus en de monding van de Gouden Hoorn.

Vanuit het paleis zijn we via het aangrenzende park naar het treinstation gelopen. Onderweg kwamen we een schoenenpoetser tegen die zijn borstel verloor. Vincent zag het en riep de man, hij raapte zijn borstel op; wij liepen door en hij ook, maar even later kwam hij terug en zei dat hij gratis de schoenen van Vincent wilde poetsen. Terwijl hij daarmee bezig was verschijnt plotseling een tweede poetser en die begint aan mijn schoenen. Die van Vincent is klaar en troggelt Vincent toch nog 20 TL af (bijna een tientje). Als die van mij klaar is wil hij ook geld zien, ik geef hem ook 20 TL maar daar is hij niet tevreden mee: dat is voor één schoen maakt hij duidelijk. Jaja, we lopen weg in de hoop dat er geen bonje van komt.

Na een kort bezoek aan het station lopen we naar de Grand Bazaar, een enorm groot winkelcentrum met wanzinnig veel kleine winkeltjes met (in mijn ogen) alleen maar prullaria. Leuk om gezien te hebben, maar niks gekocht.
We zijn er kennelijk rond theetijd, je ziet allerlei mannetjes rondrennen met dienbladen waarop kopjes thee staan. Ze brengen ze naar de winkeliers, en even later halen ze de lege theeglazen weer op.

We gaan eten in een buurt met alleen maar visrrstaurants, zo’n 40 stuks bijelkaar. De concurrentie is moordend, bij elk restaurant word je aangesproken en proberen ze je naar binnen te lokken (eigenlijk gebeurt dit overal in Istanbul, maar hier zijn ze het ergst). We kiezen er een uit en hebben heerlijk gegeten.

Lees verder